Bij de regionale rechtbank I in München heeft de rechtszaak van de Duitse milieuhulp (DUH) gefaald. Het autobedrijf is vanaf 2030 niet meer verplicht om verbrandingsauto's te registreren. Dit kan in de toekomst echter nog veranderen - uiterlijk met de invoering van Zero Emission Zones.
BMW mag ook na 2030 auto's op de markt brengen met klimaatschadelijke verbrandingsmotoren. Dit heeft het Landgericht München I beslist, waar een civiele rechtszaak tegen de autofabrikant was aangespannen door de Deutsche Umwelthilfe (DUH). De rechtszaak was aangespannen door drie directeuren van Umwelthilfe, die vonden dat hun algemene recht op privacy (APR) was geschonden door de verkoop van personenauto's door BMW en de daaruit voortvloeiende uitstoot van broeikasgassen tijdens het gebruik van de auto. Zij eisten - via een zogenaamd "klimaatbeschermend dwangbevel" - dat BMW vanaf 31 oktober 2030 geen personenauto's met verbrandingsmotor meer op de markt zou brengen "tenzij deze tijdens het gebruik broeikasgasneutraal zijn". Daarnaast zou ook een emissiedrempel worden vastgesteld waaraan auto's moeten voldoen die voor 31 oktober worden geregistreerd.
De rechtbank heeft echter geen schending van de APR vastgesteld. Vanuit juridisch oogpunt, aldus de regionale rechtbank, was er niets dat het bedrijf ervan weerhield om vanaf 2030 voertuigen met verbrandingsmotoren te blijven verkopen. Er was geen rechtvaardiging die de eis van de milieuvereniging voor een voorlopige voorziening kon bevestigen. De vordering kon daarom worden afgewezen.
De vordering van de DUH had echter nog steeds potentie om in de toekomst succesvol te zijn. De eis van de milieuvereniging was voornamelijk gebaseerd op een klimaatbesluit van het Federale Constitutionele Hof (BVerfG) uit 2021, dat voorziet in een opwekkingsgerichte planning van emissiereducerende maatregelen. Volgens het besluit mag de last van de klimaatverandering niet worden afgewenteld op de schouders van toekomstige generaties - waardoor de huidige bevolking een onevenredig gebruik van het CO2-budget kan blijven maken. De overgang naar klimaatneutraliteit moet tijdig worden ingezet - met voldoende reductiedoelstellingen al na 2030.
Maar pas vanaf 2031 zou de wetgever - en indirect de auto-industrie - door het BVerfG verplicht worden om de reductiedoelstellingen voor broeikasgasemissies beter te regelen. En dit was precies een van de punten waarmee BMW zich in de rechtszaal verdedigde. Bovendien was de beperking van voertuigemissies al geharmoniseerd op Europees niveau, bijvoorbeeld in het kader van de uitfasering van verbrandingsmotoren vanaf 2035. Want "het debat over de manier waarop de klimaatdoelstellingen moeten worden gehaald, moet plaatsvinden in het politieke proces - niet in de rechtszaal", aldus de woordvoerder van BMW. Een mening die ook door de regionale rechtbank wordt gedeeld. Het is immers eerst aan de wetgever om "minimumvoorschriften te creëren voor CO2-reductievereisten na 2030." Maar BMW kan niet langer volhouden dat de eisen van de DUH onrealistisch zijn. In andere landen zijn er immers al regels die erop gericht zijn om vanaf 2030 een einde te maken aan voertuigen met verbrandingsmotoren. Veel landen, zoals Nederland en Frankrijk, voeren al nieuwe en strengere milieuzones in waarin alleen elektrische voertuigen zijn toegestaan, de zogenaamde nul-emissiezones.
De wettelijke en politieke eisen voor BMW en andere autofabrikanten zouden dus in de toekomst kunnen veranderen. De rechtszaak, hoewel op dit moment niet succesvol, zou in de toekomst positief kunnen uitpakken voor de bescherming van het milieu. Vooral "als te voorzien is dat de klimaatdoelstellingen niet gehaald zullen worden" - legt DUH advocaat Remo Klinger uit. Er is nog hoop dat bedrijven met een grote CO2-voetafdruk zoals BMW - of Mercedes en VW - hun zorgplicht voor voldoende klimaatbescherming moeten vervullen door verbrandingsauto's voortijdig uit te faseren. Toekomstige onderhandelingen en fundamentele beslissingen van het Federale Hooggerechtshof - samen met nationale en internationale resoluties op het gebied van klimaat- en transportbeleid - kunnen hiervoor in de komende jaren de weg vrijmaken.