In verband met het aanstaande verbod op verbrandingsmotoren is de belastingwijziging ook bedoeld om het behalen van klimaatdoelstellingen in de transportsector te ondersteunen. Maar zal dit genoeg zijn om betaalbare e-mobiliteit te bevorderen?
De Europese beslissing om een beleid te voeren waarbij verbrandingsmotoren worden verboden en nieuwe klimaatneutrale auto's pas vanaf 2035 worden toegelaten, is slechts een van de stappen in de richting van duurzamere mobiliteit. Om ervoor te zorgen dat aan de praktische voorwaarden voor het halen van de klimaatdoelstellingen kan worden voldaan - en dat er tegelijkertijd een verandering in vervoersgewoonten kan plaatsvinden - moeten er nog meer maatregelen worden genomen.
Eén daarvan zou de omzetting van de motorrijtuigenbelasting in een boetebelasting voor alle voertuigen met diesel- of benzinemotoren kunnen zijn. Op deze manier wil de Duitse regering het zogenaamde 'de vervuiler betaalt'-principe volgen en een hogere belasting heffen op voertuigen met een hoge CO2-uitstoot. Het inkomen van de eigenaar speelt hierbij geen rol. Of ook andere vervuilende stoffen die worden uitgestoten zullen worden meegerekend is nog onduidelijk. Dit - evenals de specifieke implementatie van de klimaatbeschermingsmaatregelen in 2022 - wordt "momenteel nog besproken binnen de federale regering".
De verhoging van de belastingbijdrage voor verbrandingsmotoren, bovenop het Europese registratieverbod, is bedoeld om negatieve aankoopeffecten teweeg te brengen voor de meest milieubelastende voertuigen en tegelijkertijd elektrische mobiliteit aantrekkelijker te maken voor de wereld. Hiertoe zullen alle eigenaars van elektrische voertuigen een bonus ontvangen en minder belasting betalen.
Maar de hervorming van de motorrijtuigenbelasting is niet de enige financiële maatregel die Duitse politici zouden kunnen nemen. Volgens een persbericht overweegt federaal minister van Economie Robert Habeck (Groenen) om een nieuwe klimaatheffing in te voeren op nieuwe autoregistraties. "In combinatie met de voortzetting van de e-autopremie zou een CO2-afhankelijke klimaatheffing voor nieuwe autoregistraties zinvol zijn" om de automarkt weer in evenwicht te brengen. Dit zou de prijs van elektrisch aangedreven voertuigen niet alleen moeten verlagen ten opzichte van het huidige niveau, maar ze zelfs goedkoper moeten maken dan gelijkwaardige auto's met verbrandingsmotoren. Een verhoging van de belasting op bedrijfswagens is ook mogelijk in het geval van diesel- en benzineauto's.
Maar zullen deze maatregelen voldoende zijn om elektrische auto's toegankelijk te maken voor een groter deel van de bevolking? Kunnen ze echt een stap voorwaarts betekenen op het gebied van mobiliteitselektrificatie en de transporttransitie voor Duitsland? Met prijzen die variëren van ongeveer €20.000 voor de goedkopere modellen tot €270.000 voor de duurste, zijn de aanschafkosten van een nieuwe elektrische auto momenteel nog steeds aanzienlijk hoger dan de prijs van een verbrandingsmotor. Nieuwe kopers zouden ook rekening moeten houden met stijgende oplaadkosten als gevolg van de crisisgerelateerde prijsstijgingen voor energiegoederen zoals elektriciteit.
Helaas is het twijfelachtig of de belastingwijzigingen alleen deze trends kunnen tegengaan. Samen met andere investeringen is een mobiliteitsomslag ten gunste van e-auto's echter nog steeds mogelijk. De regering heeft haar doelstellingen voor het onmiddellijke klimaatbeschermingsprogramma in de transportsector al geïmplementeerd. Als deze efficiënt en in lijn met de oorspronkelijke plannen worden geïmplementeerd, kan Duitsland nog een groenere toekomst tegemoet gaan.